10.04.2003

Supermensethiek voor dummies

Stel dat het kan. Stel dat straks, als de gentechnologie uit de laboratoria komt, mensen zichzelf kunnen veranderen in supermensen. Is dat dan ethisch? Onderzoeksjournalist David Plotz maakte voor Slate een serie artikelen waarin hij die vraag wilde beantwoorden. Wij lazen met rode konen en gefronste wenkbrauwen.

Stel dat het kan. Stel dat straks, als de gentechnologie uit de laboratoria komt, mensen zichzelf kunnen veranderen in supermensen. Is dat dan ethisch? Onderzoeksjournalist David Plotz maakte voor Slate een serie artikelen waarin hij die vraag wilde beantwoorden. Wij lazen met rode konen en gefronste wenkbrauwen.
De voorstanders van het genetisch opvoeren van mensen mogen graag ethische vragen omzeilen, schrijft Plotz. De pleitvechters zeggen bijvoorbeeld dat het opvoeren van mensen niks nieuws is. Vroeger gaven we mensen een bril om ze beter te laten zien. Daarna kwamen de contactlenzen, en daarna de laseroperaties. En straks doen we het genetisch. What's new?

Dat argument deugt niet, zegt Plotz. Goed, ergonauten experimenteren met hormonen omdat ze een bovenmenselijke kracht willen krijgen en slikken verbindingen die hun leven verlengen of hun hersenen beter laten werken. Maar gentechnologie gaat een stap verder. Straks kunnen artsen genen in ongeboren kinderen aan en uit zetten, en kunnen nieuw materiaal in ons DNA plakken. Gentechnologie gaat de menselijke soort permanent veranderen.

Een tweede argument van de voorstanders is dat van de onvermijdelijkheid. Je houdt de vooruitgang toch niet tegen, zeggen ze. Als mensen iets willen, dan doen ze het.

Dat is simplistisch, zegt Plotz. De samenleving kan perk en paal stellen aan ingrepen. We hebben wetten, politie, boetes, gevangenissen, moraalridders en een publieke opinie. Dat zijn sterke maatschappelijke factoren.

Tegenover de twee argumenten van de voorstanders hebben de tegenstanders vier tegenargumenten. Het eerste is dat van de veiligheid. De - kleinschalige - trials die onderzoekers tot nu toe hebben uitgevoerd pakten soms verkeerd uit. Die risico's accepteren we als samenleving als we te maken hebben met ernstig zieke mensen - maar niet bij gezonde mensen die in een supermens willen veranderen.

Een zwak argument, zegt Plotz. We bepalen zelf hoe we sterven, of we een tatoeage of een piercing nemen, of we ons te buiten gaan aan drugs en drank - en dus ook of we straks bereid zijn de risico's te nemen die bij genetic enhancement horen.

Maar als het gaat om onze kinderen is tegenargument onverminderd van kracht. Ook in de meeste liberale toekomst zullen samenlevingen en regeringen niet toestaan dat ambitieuze ouders met de genen van hun kinderen gaan rommelen. Tenminste, zolang daar risico's bij komen kijken.

Een ander tegenargument is dat van fair play. Wie zichzelf opvoert bedondert de zaak, en krijgt vermogens zonder dat hij daarvoor heeft moeten werken. We zullen lui worden - en decadent.

Kletskoek, zegt Plotz. We leven in een tijd waarin we door computers en auto's sneller kunnen denken en bewegen dan ons lichaam ons toestaat. Zijn we daar zoveel slechter door geworden? Of lui? We werken nog steeds. Ons werk is alleen anders geworden.

De rijken der Aarde zullen genoeg geld hebben voor genetic enhancement, maar de armen niet, zegt een derde tegenargument. De maatschappelijke ongelijkheid zal daarom groter worden door gentechnologie.

Plotz is niet onder de indruk van dat argument. Mensen uit 'betere' milieus hebben nu ook al legio voordelen boven mensen van een bescheiden afkomst. Straks krijgen ze die omdat ze inderdaad beter functioneren, en niet omdat ze vlekkeloos ABN spreken of zich beter kunnen kleden. En als het zover is, dan zou de overheid ervoor moeten zorgen dat ook arme mensen toegang krijgen tot die genetische verbeteringen. De samenleving kan ze gebruiken.

Evolutie gaat met vallen en opstaan, maar vooral met vallen, is het laatste argument van de tegenstanders van genetische manipulatie. Tegenover elke succesvolle stap voorwaarts staan talloze natuurlijke experimenten die verkeerd zijn afgelopen. Duizenden, miljoenen soorten zijn verdwenen. Dat proces duurt al miljarden jaren. En dan komen de genetici, die nog nauwelijks weten wat ze precies doen, en die zeggen doodleuk dat ze mensen kunnen 'verbeteren'. Dat moet je met een korrel zout nemen, zeggen de tegenstanders.

Wat voor onvoorziene bijwerkingen hebben genetische wijzigingen die onze spierkracht vergroten? Zouden ze de kans op kanker kunnen verhogen? Hoe reageren de hersenen op ingrepen die ons slimmer moeten maken? Hoe groot is de kans dat we mensen maken zonder geweten?

Dat argument snijdt hout, vindt Plotz. De evolutie voltrekt zich al miljarden jaren en het is niet erg waarschijnlijk dat genetici nu al weten hoe ze de menselijke soort moeten 'verbeteren'. Alles wat het DNA van de mens als soort kan veranderen, en alle veranderingen die kunnen worden overgedragen op andere mensen, zijn dus ongewenst.

Wat ook niet kan is het ingrijpen in kinderen. Er zijn ouders genoeg die idiote verwachtingen voor hun kroost koesteren, en gerust de gezondheid van hun kinderen op het spel zetten als ze daardoor die ambities kunnen waarmaken. De samenleving moet ervoor zorgen dat die ouders dat niet met gentechnologie kunnen doen.

"Don't tinker with your child to further your own ambitions", besluit Plotz zijn artikel. "Tinker with yourself instead."

Bron:
www.slate.com March 12, 2003.