|
||
|
||
1 7 - 0 3 - 2 0 0 3 A1-melkeiwit veroorzaakt hartaanvallen en diabetes
Melk bevat een eiwit dat hartaanvallen en suikerziekte kan veroorzaken. Dat zeggen onderzoekers uit Nieuw Zeeland en het eveneens Nieuw Zeelandse bedrijf A2 Corporation. Uit hun studies blijkt dat als de inname van het foute eiwit met een procent omhoog gaat, de kans op een hartaanval stijgt met een half procent.
De A2 Corporation produceert melk die het eiwit bètacaseïne A2 bevat in plaats bètacaseïne A1. Bètacaseïne is een onderdeel van het belangrijkste eiwit in melk, de caseïne. Welke versie van het eiwit kkeien maken hangt af van hun genen. De A2 Corporation heeft met een speciaal fokprogramma een veestapel gefokt die alleen nog maar de onschadelijke A2 variant aanmaakt.[1]
De regering van Nieuw Zeeland vindt het idee van de A2 Corporation onzinnig. Melk is altijd 'veilig en voedzaam', aldus de Nieuw-Zeelandse voedselautoriteit. Volksverlakkerij, vindt de A2 Corporation. Het bedrijf heeft een internationale zuivelgigant voor de rechter gesleept en geëist dat die op elk melkpak een waarschuwing afdrukt, waarop staat dat die melk hartinfarcten en diabetes kan veroorzaken.(2)
Een goedkope marketingtruc?
Bewijs Al in de jaren tachtig bleek uit dierproeven dat melkeiwit de kans op suikerziekte met factor twee of drie verhoogt. Vooral mannelijke proefdieren bleken kwetsbaar.[3]
Dat sommige soorten melkeiwit ook de ziektekansen van mensen verhogen werd aannemelijker in 1999. Toen publiceerden onderzoekers uit Nieuw Zeeland een epidemiologische studie, waarin ze de diabetescijfers uit verschillende landen met elkaar vergeleken. Alleen landen, waarvan de onderzoekers konden achterhalen wat voor melkeiwitten de nationale veestapel maakte, deden mee. Landen die veel melk importeerden niet.
De totale inname van eiwit beïnvloedde de diabetescijfers niet. De hoeveelheid bètacaseïne A1 wel.[4]
Duitse onderzoekers vonden een andere aanwijzing. Zij onderzochten diabetici en gezonde mensen op antilichamen voor melkeiwitten. Diabetici hadden meer antilichamen voor bètacaseïne A1, terwijl gezonde proefpersonen juist meer antilichamen voor bètacaseïne A2 hadden.[5]
Later vond een Nieuw Zeelandse epidemiologische studie dat ook ziekten aan het hart vaker voorkwamen bij mensen die veel bètacaseïne A1 binnenkregen. De onderzoeker vergeleek Ieren met inwoners van Bretagne. Beide groepen hadden ongeveer - wat betreft de risicofactoren voor hart- en vaatziekten - dezelfde leefstijl. Alleen de inname van bètacaseïne A1 verschilde.
In Ierland, waar de koeien melk met bètacaseïne A1 gaven, was de kans op een dodelijke hartaanval drie keer zo hoog als in Bretagne. De inname van bètacaseïne A1 ook. Ook het aantal jongens dat suikerziekte kreeg was in Ierland hoger.[6]
Er zitten wel wat ogen aan die laatste publicatie. De auteur is verbonden aan de A2 Corporation, en zijn artikel is gepubliceerd in Medical Hypotheses. Medical Hypotheses is één van de leukste wetenschappelijke tijdschriften, maar ook een blad dat vooral is bedoeld om gedurfde hypotheses te publiceren. De stukken in het blad zeggen dat iets zus-of-zo zou kunnen zijn, niet dat iets zus-of-zo is.
Nieuw Zeelandse onderzoekers publiceerden dit jaar echter een onderzoek dat je niet in je koude kleren gaat zitten. Weer analyseerden de onderzoekers gegevens over de consumptie van levensmiddelen, gezondheidsstatistieken, het DNA van koeien en im- en exportcijfers. De cijfers waren verzameld door de wereldgezondheidsorganisatie WHO en de wereldvoedselorganisatie FAO en hadden betrekking op de periode tussen 1980 en 1995. Doordat de onderzoekers gegevens over een langere periode hadden, konden ze berekenen wat het effect van de inname van bètacaseïne A1 vijf jaar later zou betekenen.
Voor hartziekten was de inname van het soort eiwit in zuivel belangrijker dan de inname van vet - ja, ook van verzadigd vet. Nam de consumptie van bètacaseïne A1 per hoofd van de bevolking met 1 procent toe, dan was vijf jaar later het aantal mensen met een hartziekte 0,57 procent hoger. En, zoals je al uit de dierproeven van vijftien jaar geleden had kunnen afleiden, vooral mannen zijn gevoelig voor het eiwit.
Voor diabetes waren de verbanden krachtiger. Ging de inname per hoofd van de bevolking met 1 procent omhoog, dan nam het aantal mensen met suikerziekte vijf jaar later toe met 1,13 procent.[7]
Steeds erger Je ziet het. Definitief bewijs is er nog niet, maar er is wel degelijk iets aan de hand. En wat het ook is, het zou nog wel eens erger kunnen worden.
Een koeienras dat vaak het slechte eiwit A1 aanmaakt is de Friese Holstein.[7] Die laatste koe is de bekende zwartbonte koe, en die is de laatste jaren steeds geliefder bij boeren geworden omdat hij zoveel melk produceert. Daardoor staan er in steeds meer stallen koeien die het gevaarlijke eiwit in hun melk afgeven. Overheden, wetenschappers en bedrijven zien echter nog geen reden tot paniek.[8]
In Nederland bevat de zuivel zowel A1 als A2-eiwit omdat de zuivelindustrie overal en nergens zijn melk vandaan haalt. Dat geldt ook voor eiwitsupplementen. Wheypreparaten bevatten het A2-eiwit overigens niet, omdat die ueberhaupt geen caseïne bevatten.
1. Research on milk protein/heart disease link causes dispute. NutraIngredients.com, 16-9-2002. [Offline] Laatst bezocht op 16-3-2003. |
|
|