2 7 - 0 6 - 2 0 0 8
Gezond leven maakt optimistisch (J Psychosom Res. 2007 Nov;63(5):483-90.)
Twee dagen geleden schreven over een studie waarin optimisme beschermt tegen hart- en vaatziekten. Volgens een andere studie - van dezelfde onderzoekers, gebaseerd op dezelfde gegevens - is optimisme niet een oorzakelijke factor die mensen gezond houdt als ze ouder worden, maar is optimisme het gevolg van een gezonde manier van leven.
Hieronder zie je het verband tussen optimisme en een aantal leefstijlfactoren die gezond maken. Je moet kijken naar de P. Hoe kleiner die is, des te sterker is het verband tussen optimisme en de factor. Niet-roken, lichaamsbeweging en de inname van groenten, fruit en volkoren graanproducten correleren positief met optimisme.
Hieronder zie je het verband tussen optimisme en een aantal demografische factoren die beschermen tegen ziekte.
Samenleven, een hoge opleiding, je goed voelen en vrij zijn van hart- en vaatziekten correleren positief met optimisme. Geen wonder dat optimistische mensen minder vaak hartaanvallen hebben. Een schijnverband, heet zoiets.
Deze studie verscheen in de Journal of Psychosomatic Research. Een degelijk tijdschrift, maar geen toptijdschrift zoals de door wetenschapsverslaggevers nauwgezet gevolgde Archives of Internal Medicine. Het artikel daarin, dat stelde dat optimisme beschermt tegen hart- en vaatziekten, werd wereldnieuws. Maar naar het ontnuchterende vervolgonderzoek in de Journal of Psychosomatic Research heeft nooit een haan gekraaid.
2 5 - 0 6 - 2 0 0 8
Optimisme voorkomt dodelijke hartaanval (Arch Intern Med. 2006 Feb 27;166(4):431-6.)
Hoe blijmoediger mannen de toekomst voor zich zien, des te langer leven ze. Dat ontdekten onderzoekers van RIVM nadat ze meer dan vijfhonderd mannen vijftien jaar hadden gevolgd.
Het onderzoek van RIVM maakte gebruik van de Zutphense ouderenstudie. Daarin volgen onderzoekers sinds 1960 een groep Zutphense mannen, die rond 1920 zijn geboren. De gegevens voor dit onderzoek zijn verzameld tussen 1985 en 2000. De mannen waren tussen de 64 en 84 jaar oud toen dit deelonderzoek begon.
De onderzoekers legden de mannen vier uitspraken voor, waarvan de mannen moesten zeggen of ze het ermee eens waren. Dat waren uitspraken als "Ik verwacht nog veel van het leven", "Ik kijk uit naar wat het leven me nog zal brengen", "Het leven gaat snel voorbij" en "Ik heb nog veel veel plannen". De mannen konden aangeven of ze het met die uitspraken "heel erg eens", "een beetje eens", "oneens" of "rete-oneens" waren - je kent dat wel.
Aan de hand van die respons berekenden de onderzoekers hoe optimistisch de mannen waren: niet optimistisch, een beetje optimistisch en heel erg optimistisch.
Hieronder zie je het verband tussen optimisme en het aantal mannen dat overlijdt aan een hartaanval, hartfalen of een beroerte.
Na viertien jaar is de helft van de pessimisten niet meer in het ondermaanse, terwijl van de waarlijk blije manskerels nog bijna tachtig procent in leven is.
In de tabel hieronder staat het verband tussen de kans op een dodelijke hart- en vaatziekte en optimisme. De cardiovasculaire sterftekans van niet-zo-heel-erg optimistische mannen [score 1] staat op 1.
Nou is er met deze studie iets raars aan de hand. Je gaat niet alleen dood aan hartaanvallen, maar mannen die op een andere manier aan hun einde komen dan door een hart- en vaatziekte lijken in deze studie niet voor te komen. De onderzoekers hebben ze weggepoetst. Da's jammer. Want stel nou dat optimisme de kans op sterfte in het verkeer verhoogt? Of de kans dat je sterft aan longkanker?
|
|
|