2 5 - 0 7 - 2 0 1 0
Sprinttraining op een heuvel werkt beter (J Strength Cond Res. 2006 Nov;20(4):767-77.)
Platte oppervlakten zijn niet optimaal om je sprintvermogen te ontwikkelen. Explosieve snelheid ontwikkel je sneller als je traint op een heuvel, ontdekte de Atheense sportwetenschapper Giorgos Paradisis vijf jaar geleden.
Paradisis publiceerde in 2006 een experiment waaraan 35 mannelijke studenten meewerkten. De studenten in de controlegroep trainden 6 weken niet. [C] De andere studenten trainden 3 keer per week, en renden dan 6-8 keer een afstand van 80 meter. Tussen de sprints namen de studenten 10 minuten rust.
Een deel van de studenten trainde alleen heuvelopwaarts. [U] Een ander deel trainde alleen heuvelneerwaarts. [D] Weer een ander deel trainde horizontaal [H], en tenslotte trainde een groep studenten zowel heuvelop- als heuvelneerwaarts [U+D].
Voor de training gebruikte Paradisis een kunstmatige heuvel. Je ziet hem hierboven. Om je een idee te geven: de proefpersonen in de U+D-groep rende van links naar rechts en legden dan in totaal 80 meter af. De op- en neerwaartse hellingen in de heuvel waren 3 graden.
Toen de 6 weken voorbij waren was de maximale snelheid [MRS] die de studenten konden ontwikkelen in de U+D-groep het meeste toegenomen. Dat kwam vooral omdat de studenten meer stappen per seconde waren gaan maken. Hun step rate [SR] was toegenomen.
Paradisis vermoedt dat de plotse overgang van heuvelop- naar heuvelneerwaarts-rennen 'de' factor is waardoor de U+D-training meer vruchten afwerpt.
"During uphill running , participants experienced a resistive stimulus, followed by a normal stimulus (horizontal), and then a facilitative stimulus
(downhill)", schrijft de onderzoeker. "During the first stimulus, the neuromuscular system was overloaded, whereas immediately afterward it was progressively unloaded (horizontal - downhill). It seems that this rapid transition from the first stimulus to the second, from overloaded to facilitative, benefited the neuromuscular system. The immediate transition from the overload status to the facilitated status seems to be the key factor to the training adaptation."
|
|
|