16.03.2004 | |||
Zo ontziet intervaltraining de aanmaak van testosteron
Duurtraining verlaagt de testosteronspiegel. Dan maar geen cardio en niet hardlopen, zeggen sporters met een testosteronfetish. Japanse onderzoekers hebben een alternatief. Intervaltraining. Verbrandt joules, ontziet de aanmaak van testosteron.
De Japanners schreven al in 1999 over hun proef met ratten en verschillende trainingstypes. Ze lieten de dieren zwemmen in een aquarium met een gewichtje aan hun staart. De ene groep zwom anderhalf uur, de andere had om het kwartier een pauze van zeven minuten.
Beide groepen verbrandden ongeveer evenveel energie, maar endocrinologisch reageerden ze verschillend. Nadat de ratten zes weken dagelijks waren getraind was de testosteronspiegel bij de intervalratten een beetje gedaald, terwijl die bij de duurtrainingdieren was gekelderd. Injecties met hCG brachten de testosteronspiegel bij de intervaldieren op het oude niveau, maar hadden bij de duurtrainingratten weinig effect.
In de testes van de ratten was dus iets veranderd. Maar wat? In de International Journal of Sports Medicine vertellen dezelfde onderzoekers vijf jaar later hoe ze daar alsnog achter zijn gekomen.
De onderzoekers herhaalden hun proef. Weer merkten ze hoe de intensieve training de testosteronspiegel verlaagde. SG in de figuur hieronder staat voor een controlegroep van vijf ratten die niet werd getraind. Dat was de controlegroep.
De testosteronspiegel van de ratten in de controlegroep was hoger dan die van de andere dieren. Bij de tien CTG-ratten (continous training group) was de testosteronspiegel onmiddellijk na de training nog maar een fractie van wat hij was bij de ongetrainde dieren. Een etmaal later was hij alweer een beetje hersteld, maar het hield niet over. De hormoonspiegel van de ratten in de intervaltraininggroep (ITG) was hoger dan die van de dieren in de duurtraininggroep.
Na vijf weken training meetten de Japanners de concentratie van drie enzymen in de testes van de ratten, waarvan ze vermoedden dat die de aanmaak van testosteron bepalen.
De onderzoekers berekenden de concentraties doordat ze de weefsels behandelden met kleurstoffen, die reageerden op de enzymen. Zo kregen de Japanners de plaatjes die hieronder staan. Hoe donkerder, hoe meer enzym. De A wijst naar een cel van Leydig, waar de aanmaak van testosteron plaatsvindt.
Je kijkt hierboven naar de concentratie SDH of succinaatdehydrogenase, een enzym op de membraan van de mitochondria. SDH helpt bij de fabricage van energieleverende fosformoleculen. Theoretisch moet meer SDH meer testosteron betekenen. De mitochondria van de Leydigcellen maken de DHEA-precursor pregnenolone van cholesterol.
Hierboven zie je de concentratie LDH of melkzuurdehydrogenase. Dat is een enzym dat suikers verbrandt als er weinig zuurstof aanwezig is. Veel LDH betekent beschadiging van de Leydigcellen, denken onderzoekers, en gaat dus samen met een lage afgifte van testosteron. In de figuur zie je hoe training de concentratie LDH verhoogt.
Hierboven zie je tenslotte de concentratie G6PDH of glucose-6-fosfaatdehydrogenase. Dat is ook een enzym dat helpt bij de verbranding van glucose. Daarbij komt het energiemolecuul NADPH vrij, dat betrokken is bij de productie van testosteron. Meer G6PDH, meer testosteron. Je ziet dat duurtraining de concentratie G6PDH verlaagt. Intervaltraining doet dat in mindere mate.
De enzymen LDH, SDH en G6PDH verklaren het testosteronverlagend effect van training, denken de Japanners. De verhoging van LDH veroorzaakt de daling. De verhoging van SDH in de traininggroepen zorgt ervoor dat die daling niet volkomen is. Dat de intervalgroep een hogere testosteronspiegel heeft dan de duurtraininggroep komt omdat de intervalgroep meer G6PDH aanmaakt.
Bron:
|